toekomst-hr

Het einde van 2024 nadert en daarmee komt 2025 in zicht. Dit is het moment om zowel terug te blikken als vooruit te kijken naar de veranderingen die op ons afkomen. 

In deze blog delen wij vanuit Merknemers de belangrijkste HR-wijzigingen voor 2025. Deze veranderingen hebben betrekking op loon- en inkomstenbelasting, koopkrachtmaatregelen, fiscale regelingen voor ondernemers, de handhaving van schijnzelfstandigheid vanaf 2025 en lopende wetsvoorstellen. Zo kun je als HR-professional jouw organisatie en medewerkers optimaal voorbereiden op de komende veranderingen.

Hoofdstuk 1: Loon- en inkomstenbelasting

  1. Werken moet lonen: lagere belasting voor inkomens tot € 38.000

Voor mensen die nog niet de AOW-leeftijd hebben bereikt, zijn er in 2024 2 schijven in box 1 (inkomen uit werk en woning). De eerste schijf gaat tot € 75.518 met een tarief van 36,97%. Voor bedragen daarboven geldt een tarief van 49,5%.

Het kabinet voert per 1 januari 2025 een derde belastingschijf in. De eerste tariefschijf van 36,97% wordt in tweeën gesplitst:

  • Het eerste deel, tot een inkomen van € 38.441, krijgt een lager belastingtarief: 35,82%.
  • Over het tweede deel, van € 38.441 tot € 76.816, moet een hoger tarief (37,48%) worden betaald.
  • Het tarief boven de € 76.816 blijft 49,5%.
  1. Verlaging box 2-tarief

In box 2 wordt belasting geheven over het inkomen uit aanmerkelijk belang bij een minimaal bezit van 5% (eventueel samen met een fiscaal partner) van aandelen, winstbewijzen, genotsrechten of opties op aandelen in een binnenlandse of buitenlandse vennootschap.

Vanaf 2024 kent het tarief van box 2 twee schijven. In 2025 blijft het tarief van de eerste schijf ongewijzigd op 24,5%. Wel wordt de eerste schijf iets verruimd: van € 67.000 in 2024 naar € 67.804 in 2025. Het tarief van de tweede schijf bedraagt in 2025 31% voor het inkomen boven € 67.804. In 2024 was dit tarief nog 33%, dat gold vanaf € 67.000. Dit betekent dat het tarief in 2025 met 2% wordt verlaagd.

  1. Box 3

In box 3 geldt momenteel een vrijstelling voor groene spaartegoeden en/of groene beleggingen. Voor 2024 is deze vrijstelling vastgesteld op € 71.251 (€ 142.502 voor fiscale partners). Alleen boven dit grensbedrag wordt belasting geheven over de waarde van de groene beleggingen of groene spaartegoeden.

In het belastingplan 2024 werd echter besloten de regeling fors te versoberen. Vanaf 1 januari 2025 wordt de belastingvrijstelling verlaagd naar € 30.000 (€ 60.000 voor fiscale partners).

Tijdens de behandeling van het belastingplan 2025 is de regeling verder versoberd. De vrijstelling is verlaagd naar € 26.312 (€ 52.624 voor fiscale partners) en de heffingskorting is verlaagd van 0,7% naar 0,1%. Bovendien is besloten de regeling per 2027 volledig af te schaffen.

Om in aanmerking te komen voor de versoberde voordelen, moeten de groene spaargelden en/of beleggingen op 1 januari 2025 in bezit zijn.

  1. Afbouw en verlaging algemene heffingskorting

Iedereen die belasting moet betalen, heeft recht op algemene heffingskorting. Dit is een korting op de inkomstenbelasting. In 2024 is de maximale heffingskorting € 3.362. Deze heffingskorting wordt in 2025 verlaagd met € 294 naar € 3.068. De heffingskorting is afhankelijk van de hoogte van het inkomen. Hoe hoger het inkomen, hoe lager de korting. Dit noemen we afbouw.

Vanaf 2025 hangt de afbouw van deze korting niet meer alleen af van het inkomen uit werk en woning (box 1), maar van het totale inkomen. Dit totale inkomen (verzamelinkomen) bestaat uit inkomen uit werk en woning (box 1), inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en inkomen uit sparen en beleggen (box 3).

Dit betekent dat de korting voor iedereen met hetzelfde verzamelinkomen op dezelfde manier wordt berekend, zonder te letten op waar het inkomen vandaan komt. Mensen met weinig of geen inkomen uit werk en woning, maar wel met een hoog inkomen uit aanmerkelijk belang of sparen of beleggen, gaan door deze verandering meer belasting betalen.

  1. 30%-regeling: versobering deels teruggedraaid

De 30%-regeling is voor buitenlandse werknemers (expats) die in Nederland werken. Dezeregeling geeft werkgevers de mogelijkheid om een belastingvrije vergoeding van maximaal 30% van het loon te verstrekken aan schaarse en specifiek deskundige werknemers vanuit het buitenland voor een maximale periode van vijf jaar.  Hiervoor is een beschikking van de Belastingdienst nodig.

De eerdere versobering die inging op 1 januari 2024 (30-20-10-regeling) wordt teruggedraaid en er wordt een nieuw constant forfait van 27% geïntroduceerd per 1 januari 2027. Voor de jaren 2025 en 2026 geldt voor alle nieuwe expats een onbelaste vergoeding van 30%.

Overgangsrecht

Expats die vóór 2024 van de 30%-regeling gebruik zijn gaan maken, blijven recht houden op 5 jaar lang een onbelaste vergoeding van maximaal 30% van het salaris.

Voor ingekomen werknemers bij wie in 2024 voor het eerst de 30%-regeling is toegepast, geldt vanaf 1 januari 2027 het constante forfait van 27%. De huidige (geïndexeerde) salarisnormen blijven echter gedurende de resterende looptijd van hun beschikking van toepassing.

Verhoging van de salarisnorm

Een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de 30%-regeling is dat de expat meer dan € 46.107 per jaar moet verdienen. Deze salarisnorm wordt verhoogd naar € 50.436 (prijzen  2024). Ook voor werknemers onder de 30 jaar met een masteropleiding wordt de salarisnorm verhoogd. De verhoging vindt plaats om de teruggedraaide versobering te kunnen betalen.

  1. De MKB-winstvrijstelling wordt verlaagd

De MKB-winstvrijstelling is een percentage van de winst dat een ondernemer, van wie de winst belast wordt in de inkomstenbelasting, mag aftrekken. Deze winstvrijstelling verlaagt de belastbare winst waardoor de ondernemer minder belasting hoeft te betalen.

Per 1 januari 2025 wordt de MKB-winstvrijstelling verlaagd van 13,31% (2024) naar 12,7% van de winst.

  1. Zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek wordt verder verlaagd van 3.750 euro in 2024 naar 2.470 euro in 2025. De jaarlijkse afbouw gaat nog een aantal jaar door, totdat de zelfstandigenaftrek in 2027 900 euro bedraagt.

  

Hoofdstuk 2: Koopkracht maatregelen

  1. Minimumloon per 1 januari 2025 omhoog

Per 1 januari 2025 stijgt het minimumloon met 2,75%. Dit betekent dat het uurloon stijgt van € 13,68 naar € 14,06 voor medewerkers van 21 jaar en ouder.

  1. Lage btw van 9% blijft behouden voor aankopen in 2025 en 2026

Op dinsdag 10 december 2024 heeft de staatssecretaris een toezegging gedaan over het overgangsjaar en de mogelijke tijdelijke verhoging van de btw van 9% naar 21%. De overgangsmaatregel die in het Belastingplan was opgenomen, zal echter niet op deze wijze worden doorgevoerd. Dit betekent dat het btw-tarief van 9% in de cultuursector gehandhaafd blijft. Aankopen die in 2025 worden gedaan voor een voorstelling of dienst in 2026, zullen nog steeds worden belast tegen het lage btw-tarief van 9%. Dit geldt niet alleen voor de cultuursector, maar ook voor boeken, sport en media.

  1. Wijzigingen in toeslagen

a) Huurtoeslag

Wijzigingen op drie punten:

  • Vanaf 2025 wordt het aantal huishoudcategorieën beperkt. Het onderscheid tussen huishoudens met en zonder ouderen verdwijnt. Er wordt straks alleen nog onderscheid gemaakt in een- en meerpersoonshuishoudens. Bovendien zullen met name meerpersoonshuishoudens met een hogere huur meer huurtoeslag ontvangen.
  • Vanaf 2026 wordt voor alle huurtoeslagontvangers het bedrag aan huur verlaagd dat huurders zelf moeten betalen. Dit leidt voor alle huurtoeslagontvangers tot een koopkrachtverbetering van € 139 per jaar.
  • Een derde wijziging betreft een vloeiender afbouw van de huurtoeslag per 2026. Doordat de afbouw thans grillig verloopt, kunnen er bij een stijging van het inkomen onbedoelde effecten optreden. De afbouw van de huurtoeslag is straks alleen nog afhankelijk van de hoogte van het inkomen en bouwt lineair af.

b) Kindgebonden budget

Ouders met kinderen hebben tot een bepaald inkomen recht op het kindgebonden budget. Het kabinet trekt € 300 miljoen uit om dit te verbeteren. Het totale bedrag aan kindgebonden budget dat een huishouden ontvangt, hangt af van het aantal kinderen en hun leeftijd, het huishoudtype, de hoogte van het inkomen en het eventueel aanwezige vermogen. Per 2025 wordt het maximale bedrag verhoogd met € 184 per kind.

Verdere verhoging kindgebonden budget

De komende jaren vindt een verdere verhoging van het maximale kindgebonden budget plaats met gemiddeld zo’n € 65 per jaar. In totaal wordt het maximum met ingang van 2028 dan verhoogd met € 380 per kind. Daar staat wel tegenover dat het kindgebonden budget vanaf 2025 ook iets sneller wordt afgebouwd als het inkomen stijgt. Dit is nadelig voor hogere inkomens. Per saldo daalt dan ook het aantal huishoudens met recht op kindgebonden budget, maar krijgen lagere inkomens een hoger bedrag.

c) Kinderopvangtoeslag

In 2027 wordt kinderopvang vrijwel gratis. De overheid zet in 2025 al belangrijke stappen om dit doel te bereiken. Een van deze stappen is dat gezinnen met een gezamenlijk inkomen tussen ongeveer € 29.400 en € 159.200 in 2025 een groter deel van de kosten voor kinderopvang vergoed krijgen. Het kabinet heeft hiervoor een extra bedrag van € 429 miljoen gereserveerd.

Er zijn drie soorten kinderopvang die in aanmerking komen voor toeslag in 2025: dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang. Hoeveel toeslag iemand krijgt, hangt af van verschillende factoren, zoals het inkomen van beide partners, de soort opvang en het aantal kinderen. Voor ieder kind is de toeslag beperkt tot maximaal 2.760 opvanguren per jaar, wat neerkomt op maximaal 230 uur per maand.

De overheid stelt jaarlijks een Kinderopvangtoeslagtabel  op waarin precies staat welk percentage van de opvangkosten wordt vergoed, afhankelijk van het gezamenlijke inkomen. In 2025 blijft de hoogte van de toeslag inkomensafhankelijk: hoe hoger het inkomen, hoe lager de vergoeding.

d) Zorgtoeslag

In 2025 stijgt de zorgtoeslag met € 6,50 per maand. Voor alleenstaanden kan dit bedrag oplopen tot maximaal € 129,50 per maand, vergeleken met € 123 in het voorgaande jaar. Deze verhoging betekent een maximale stijging van € 78 op jaarbasis.

Tegelijkertijd stijgt ook de gemiddelde maandpremie voor de zorgverzekering. In 2025 bedraagt deze premie gemiddeld € 158,50 per maand, wat ruim € 11 hoger is dan het gemiddelde in 2024.

Hoofdstuk 3: Overzicht fiscale maatregelen

  1. Vrije ruimte werkkostenregeling

De vrije ruimte in de eerste schijf (loonsom tot € 400.000) van de werkkostenregeling wordt verhoogd van 1.92% naar 2%. Dit wordt gefinancierd door twee regelingen voor groene beleggingen in de inkomstenbelasting (de box 3-vrijstelling, en de heffingskorting) per 1 januari 2025 te verlagen.

Tip Merknemers: De WKR biedt volop mogelijkheden om fiscaal voordelig vergoedingen aan werknemers te verstrekken. Maak hier dus optimaal gebruik van. Desgewenst kunnen wij u hierover adviseren.

  1. Giftenaftrek in de Vpb worden behouden

Het Belastingplan 2025 voorzag in de afschaffing van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting (Vpb). Deze afschaffing wordt echter teruggedraaid, wat betekent dat het schenken aan goede doelen via de Vpb nog steeds belastingvrij blijft. De regeling voor giften door aanmerkelijkbelanghouders via de vennootschap wordt echter wel per 1 januari 2025 afgeschaft.

Daarnaast wordt de ruimte voor de periodieke giftenaftrek in de inkomstenbelasting verruimd van € 250.000 naar € 1,5 miljoen. Dit wordt gefinancierd door de budgetten voor de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving op milieu-bedrijfsinvesteringen (VAMIL) te verlagen, en in 2025 en 2026 de aftoppingsgrens van pensioenopbouw niet te indexeren. 

  1. SLIM-regeling verlengd tot 2029: maar wel met bezuinigingen

De SLIM-regeling (Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen) is een subsidieregeling die het leren en ontwikkelen in het midden- en kleinbedrijf vanzelfsprekend moet maken. De regeling heeft een looptijd tot en met 31 december 2029. In 2025 wordt de SLIM-subsidieregeling opnieuw opengesteld.

De scholingssubsidie STAP is begin 2024 stopgezet. Een deel van het budget is naar SLIM overgeheveld. Van het totale budget van € 111,7 miljoen is nu € 86,7 miljoen bestemd voor de periode 2025-2027. Ten behoeve van de subsidietaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord zal het nieuwe kabinet elk jaar 30% bezuinigen. Dit betekent dat er tot en met 2029 in totaal € 113 miljoen bezuinigd wordt.

Tip Merknemers: De verlening van SLIM-aanvragen gebeurt via een loting, waarbij alle complete aanvragen die binnen de aanvraagperiode zijn ingediend, worden meegenomen. Het verlaagde budget kan ertoe leiden dat er minder aanvragen worden goedgekeurd. Het is daarom verstandig om hiermee rekening te houden bij het indienen van een aanvraag.

  1. Thuiswerkvergoeding gaat omhoog

Werknemers die vanuit huis werken, kunnen van hun werkgever een belastingvrije vergoeding ontvangen als tegemoetkoming in kosten zoals energie, verwarming en koffie. Deze vergoeding wordt jaarlijks aangepast en gaat in 2025 omhoog naar € 2,40 per dag, een verhoging van 2,13%. In 2024 bedraagt de vergoeding nog € 2,35 per dag.

  1. Gerichte vrijstelling nu ook voor buitenlandse OV-reizen

Vanaf 2025 mogen werkgevers hun werknemers belastingvrij voorzien van OV-abonnementen en kortingskaarten die zowel binnenlandse als internationale reizen dekken. Voorwaarde is dat de kaart ook zakelijk wordt gebruikt. Het bijhouden van het gebruik is niet nodig, zolang er sprake is van enig zakelijk gebruik.

  1. Bijtelling voor elektrische auto’s stijgt

In 2025 stijgt de bijtelling voor zakelijke elektrische auto’s. Voor auto’s met een cataloguswaarde tot € 30.000 geldt een bijtelling van 17%, terwijl voor bedragen daarboven een bijtelling van 22% blijft gelden. Vanaf 2026 vervalt dit onderscheid en wordt een uniform tarief van 22% gehanteerd voor alle elektrische auto’s.

  1. Eindheffing bestelauto’s verhoogd

Voor bestelauto’s die door meerdere werknemers worden gebruikt, geldt een vaste eindheffing, omdat privégebruik lastig te berekenen is. Deze heffing stijgt in 2025 van € 300 naar € 438 per auto per jaar. Vanaf 2026 wordt dit bedrag jaarlijks aangepast op basis van indexatie.

  1. BPM voor bestelauto’s

Vanaf 2025 geldt er BPM (Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen) bij de aanschaf van bestelauto’s met een grijs kenteken. Voor dieselmodellen bedraagt de BPM 37,7% van de nieuwprijs. Bij bestelauto’s op benzine of lpg ligt dit percentage iets lager. Elektrische bestelauto’s blijven vrijgesteld en tot eind 2024 is er nog een SEBA-subsidie van maximaal € 5.000 beschikbaar voor de aanschaf van elektrische modellen.

  1. Verlenging accijnskorting op autobrandstoffen

De tijdelijke verlaging van accijnzen op autobrandstoffen, die aanvankelijk tot 1 januari 2025 zou gelden, wordt met een jaar verlengd. Dit biedt enige kostenverlichting voor automobilisten, zowel zakelijk als particulier.

  1. Verhoging maximumpremieloon voor werknemersverzekeringen

Het maximumpremieloon voor werknemersverzekeringen stijgt in 2025 van € 71.628 naar € 75.860 per jaar. Hierdoor betalen werkgeverspremies over een groter deel van de loonsom.

  1. Afschaffing Lage Inkomensvoordeel (LIV)

Het Lage Inkomensvoordeel (LIV), een regeling bedoeld om werkgevers te stimuleren werknemers met een lager salaris aan te nemen, wordt per 1 januari 2025 beëindigd. Werkgevers ontvangen nog wel subsidies over de uren gewerkt in 2024.

  1. Afbouw Loonkostenvoordeel (LKV) voor oudere werknemers

Het loonkostenvoordeel (LKV) voor oudere werknemers van 56 jaar en ouder wordt in 2025 verlaagd van € 3,05 naar € 1,35 per verloond uur. In 2026 wordt de regeling volledig afgeschaft voor arbeidsrelaties die na 1 januari 2024 zijn gestart.

  1. Herziening WW-premie

De Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) regelt dat werkgevers een lagere WW-premie betalen voor vaste contracten. Vanaf 2025 wordt een voltijdscontract echter gedefinieerd als een werkweek van meer dan 30 uur, in plaats van 35 uur. Dit moet leiden tot minder herzieningen van de WW-premie.

  1. Akkoord structurele vroegpensioenregeling voor zwaar werk en gezond doorwerken

De huidige, tijdelijke vroegpensioenregeling is een afspraak uit het pensioenakkoord van 2019 en loopt volgens de oorspronkelijke regeling af eind 2025. Er is nu echter afgesproken dat werknemers die vanwege fysiek of mentaal belastend werk behoefte hebben aan vervroegd pensioen, ook na 2025 gebruik kunnen maken van een regeling. Vakbonden en werkgevers kunnen tijdens de cao-onderhandelingen afspraken maken om mensen met een zwaar beroep drie jaar eerder met pensioen te laten gaan.

Momenteel ontvangen werknemers die vervroegd met pensioen gaan een bedrag dat vergelijkbaar is met een netto AOW-uitkering. In de nieuwe regeling wordt voor mensen in moeilijke situaties extra ruimte gecreëerd, zodat zij tot € 3.600 bruto per jaar extra kunnen ontvangen. Op deze manier wordt de RVU-regeling (regeling vervroegd uittreden) ook toegankelijker voor mensen met een laag inkomen of een gering aanvullend pensioen.

Naast de vervroegde uittreding is er veel aandacht voor de inzetbaarheid van werknemers. Langer doorwerken vraagt veel van iedereen, maar vooral van mensen met zwaar werk. Het kabinet en de sociale partners hebben afgesproken om voor mei 2025 een gezamenlijke agenda voor duurzame inzetbaarheid te presenteren. Deze agenda moet ervoor zorgen dat werknemers gezond en fit hun pensioen kunnen halen.

Er wordt ook gekeken naar de mogelijkheden van verlofsparen en andere manieren om de overgang van werk naar pensioen soepeler te maken.

Hoofdstuk 4: Handhaving schijnzelfstandigheid vanaf 2025 en update lopende wetsvoorstellen

  1. Handhaving schijnzelfstandigheid vanaf 2025

Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst opnieuw handhaven op schijnzelfstandigheid. Deze handhaving vindt zijn basis in de Wet DBA en is de afgelopen jaren meerdere keren uitgesteld. Vanaf het nieuwe jaar zal de Belastingdienst toetsen of een zzp’er daadwerkelijk als zelfstandig ondernemer kan worden aangemerkt, of dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking.

Deze toetsing wordt uitgevoerd aan de hand van het kader uit het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met:

  • De aard en de duur van de werkzaamheden;
  • De mate waarin het werk en de werkende zijn ingebed in de organisatie;
  • De verplichting om het werk persoonlijk uit te voeren;
  • De hoogte van de beloning;
  • De mate van ondernemerschap.

Het is van groot belang om na te gaan of de inhuur van zzp’ers rechtmatig was. Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst actief controleren of iemand ook echt als zzp’er werkt. Tot nu toe heeft de Belastingdienst dat niet gedaan.

Stelt de Belastingdienst vast dat iemand niet als zelfstandige werkt maar in loondienst is, dan kan de Belastingdienst de volgende besluiten nemen:

  • Een correctieverplichting en een boete opleggen. Let op: de Belastingdienst kan dat doen zonder jou daarvoor eerst een waarschuwing te geven.
  • Een naheffing opleggen. De Belastingdienst kan dat doen met terugwerkende kracht over een periode van vijf jaar vanaf 1 januari 2025.
  1. Wetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden

Het besluit van de Belastingdienst om vanaf 1 januari 2025 de Wet DBA te gaan handhaven lijkt helder, maar over de inhoud van de Wet DBA zelf bestaan nog veel vragen.

Om die reden wordt gewerkt aan een nieuwe wet: de Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelatie en Rechtsvermoeden.

De voorgestelde wet omvat twee onderdelen:

Beoordeling van arbeidsrelaties
Het eerste onderdeel heeft als doel te verduidelijken wanneer een werkende kan worden ingehuurd als zelfstandige zonder personeel (zzp’er). Hiervoor zijn drie typen criteria opgesteld:

  • W: Indicaties die wijzen op werken als werknemer (bijvoorbeeld werkinhoudelijke en organisatorische sturing).
  • Z: Indicaties die wijzen op werken als zelfstandige binnen de arbeidsrelatie (bijvoorbeeld werken voor eigen rekening en risico).
  • OP: Kenmerken die wijzen op ondernemerschap van de werkende (buiten de arbeidsrelatie) voor vergelijkbare werkzaamheden.

Indien de indicaties onder W volledig ontbreken, kan een opdracht worden uitgevoerd door een zzp’er, buiten dienstbetrekking. Wanneer W gedeeltelijk aanwezig is, moet worden beoordeeld of de criteria onder Z voldoende tegenwicht bieden. Indien Z niet zwaar genoeg weegt, kan de opdracht niet buiten dienstbetrekking worden uitgevoerd. Indien de indicaties onder Z zwaarder wegen dan die onder W, is dit wel mogelijk.

Slechts wanneer W en Z in balans zijn, wordt gekeken naar de kenmerken onder OP.

Bescherming voor laagbetaalde zzp’ers

Het tweede onderdeel van de wet richt zich op het bieden van betere bescherming aan zzp’ers die worden ingehuurd voor een uurtarief van minder dan € 33.

Een voorstel voor deze wet is nog niet ingediend bij de Tweede Kamer. Met name het eerste deel van de wet stuit om stevige weerstand, zowel in de politiek als bij vertegenwoordigers van werkgevers en de flexbranche. Ingang van de nieuwe wet wordt niet verwacht voor 1 januari 2026.

 

Overige wetsvoorstellen

  1. Wetsvoorstel verbetering zekerheid flexibele arbeidskrachten

Veel mensen weten niet of ze volgende maand de huur kunnen betalen, omdat ze een onzekere baan hebben. Het wetsvoorstel meer zekerheid flexwerkers heeft als doel de positie van flexibele werknemers te verbeteren.

Het wetsvoorstel bevat onder meer de volgende maatregelen:

  1. Aanpassing van de ketenregeling ter voorkoming van draaideurconstructies. Na drie tijdelijke contracten mag een werkgever een werknemer pas na vijf jaar in plaats van na zes maanden opnieuw een tijdelijk contract aanbieden.
  2. Nulurencontracten worden afgeschaft. In plaats daarvan komen (vaste en tijdelijke) basiscontracten met een minimumaantal uur waarvoor werkenden tenminste worden ingeroosterd.
  3. Uitzendkrachten hebben recht op minimaal hetzelfde salaris als werknemers met hetzelfde werk en moeten gelijkwaardig worden behandeld.

Voor scholieren en studenten met een bijbaan gelden andere regels.

Het is nog onduidelijk of en wanneer de wet verbetering zekerheid flexibele arbeidskrachten zal ingaan. De internetconsultatie, waarbij burgers en bedrijven mogen reageren op het voorstel, is afgerond en het wetsvoorstel ligt nu bij de Raad van State voor advies. Daarna moet het nog naar de Tweede en Eerste kamer.

  1. Wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid

Het onderwijs in Nederland staat voor grote uitdagingen: een groeiend tekort aan leraren, een hoge werkdruk en de behoefte aan betere loopbaanperspectieven voor onderwijspersoneel. Om deze problemen aan te pakken, heeft het kabinet een wetsvoorstel voor strategisch personeelsbeleid ontwikkeld.

Dit voorstel stimuleert goed werkgeverschap bij scholen, onder andere door het bevorderen van vaste contracten en het verminderen van de inhuur van externe leraren. Deze maatregelen moeten het beroep van leraar aantrekkelijker maken.

Aangekondigd werd dat het kabinet dit wetsvoorstel begin 2025 aangeboden wordt aan de Tweede Kamer. De VO-raad heeft medio 2023, toen het wetsvoorstel voor internetconsultatie werd gepubliceerd, scherpe kritiek geuit op een belangrijk deel van dit wetsvoorstel. Op dit moment is niet duidelijk wat het kabinet met deze kritieken op het wetsvoorstel gaat doen.

  1. Wetsvoorstel herziening bedrag ineens

Met de aankomende wijzigingen in de pensioenwetgeving, is het wetsvoorstel voor de herziening van het bedrag ineens van belang voor werknemers die flexibiliteit willen in hun pensioenkeuzes.

Het voorstel biedt werknemers onder andere de mogelijkheid om maximaal 10% van hun opgebouwde pensioen in één keer op te nemen. Dit kunnen ze bijvoorbeeld gebruiken voor het verduurzamen en levensloopbestendig maken van hun huis of het aflossen van schulden.

Het wetsvoorstel, dat op 1 januari 2025 zou ingaan, is uitgesteld naar 1 juli 2025. Dit uitstel is het gevolg van het feit dat de wet pas in oktober door de Tweede Kamer werd aangenomen en nu nog in de Eerste Kamer ligt.

  1. Wetsvoorstel betaald rouwverlof

Op dit moment is er in de wet geen regeling voor rouwverlof. Ook in vier van de vijf grootste cao’s is hierover niets vastgelegd. Wel bestaan er vaak verlofregelingen voor de periode tussen het overlijden en de uitvaart, doorgaans in de vorm van bijzonder verlof.

Er is een wetsvoorstel voor de invoering van rouwverlof ingediend bij de Tweede Kamer.

Dit voorstel creëert een wettelijke basis voor rouwverlof en biedt werknemers de mogelijkheid om verlof op te nemen in specifieke situaties, zoals bij het overlijden van een partner waarbij de werknemer zorg draagt voor minderjarige kinderen, of bij het overlijden van een minderjarig kind. In deze gevallen kunnen werknemers ten minste eenmaal hun wekelijkse arbeidsduur aan doorbetaald rouwverlof opnemen.

Op 28 oktober 2024 heeft de Raad van State advies uitgebracht, waarin grotendeels de bezwaren van werkgeversvereniging AWVN worden gevolgd. De Raad stelt dat een extra wettelijke regeling het verlofstelsel complexer maakt en vraagt zich af of de afbakening van de doelgroep en de wettelijke minimumnorm daadwerkelijk bijdragen aan de beoogde doelen, zoals het verminderen van ziekteverzuim.

Het lijkt erop dat het wetsvoorstel voor betaald rouwverlof in zijn huidige vorm een moeizame route tegemoet gaat. De vraag is of het voorstel zal worden aangepast of dat er andere wegen worden bewandeld om tot een toekomstbestendig verlofstelsel te komen.

  1. Wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding

Een concurrentiebeding beperkt een werknemer in zijn keuzevrijheid om na het einde van zijn arbeidsovereenkomst soortgelijk werk te verrichten, bij een ander bedrijf of als zelfstandige.

Onderzoek wijst echter uit dat dit beding vaak een onnodig obstakel vormt voor werknemers die van baan willen wisselen. Het kabinet wil dit aanpakken en heeft een wetsvoorstel ingediend met vier concrete maatregelen om het concurrentiebeding aan te scherpen:

  1. Maximale duur: Het concurrentiebeding mag maximaal één jaar gelden;
  2. Geografische reikwijdte: Deze moet expliciet worden opgenomen in de overeenkomst en goed worden gemotiveerd;
  3. Zwaarwegend belang: Bij alle contracten moet de werkgever een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang aantonen;
  4. Inroepen concurrentiebeding: De werkgever moet de werknemer informeren of de organisatie een beroep doet op het concurrentiebeding en, zo ja, voor welke periode.
  5. Vergoeding voor werknemers: Werknemers krijgen recht op een vergoeding wanneer een werkgever zich op het concurrentiebeding beroept. Het concurrentiebeding vervalt als de werkgever de vergoeding niet of te laat aan de werknemer uitbetaalt.

Tip Merknemers: Het is goed om nu al te kijken naar de functies waarvoor een concurrentiebeding wordt afgesproken. Door de motivering van het zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelang en de geografische reikwijdte per functie onder de loep te nemen, ben je beter voorbereid op de aanstaande wijzigingen.

Relatiebeding en anti-ronselbeding

Het wetsvoorstel geeft aan dat de nieuwe wet mogelijk ook van toepassing op het relatiebeding. Dit beding voorkomt dat ex-werknemers gaan werken voor of bij klanten van hun oude werkgever. Bovendien is het wetsvoorstel onder bepaalde omstandigheden van toepassing op het anti-ronselbeding. Op grond van dit beding mogen ex-werknemers geen medewerkers van hun oude werkgevers overhalen om elders in dienst te treden.

Het wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding is in maart 2024 ter internetconsultatie aangeboden en op 2 mei 2024 heeft de Raad van State advies uitgebracht. Het wetsvoorstel moet nog langs de Tweede Kamer en Eerste Kamer.

  1. Wetsvoorstel personeelsbehoud bij crisis

De coronacrisis heeft een grote impact gehad op verschillende aspecten binnen de samenleving en heeft laten zien hoe kwetsbaar werkgevers kunnen zijn tijdens een crisis. Het kabinet wil voorkomen dat werkgevers en werknemers in de problemen komen in crisissituaties (bijvoorbeeld pandemieën of natuurrampen) en bedrijven daarvoor een aantal instrumenten bieden.

Die instrumenten zijn bedoeld om werkgevers meer flexibiliteit te geven bij het omgaan met plotselinge werkvermindering.

Het wetsvoorstel bepaalt dat wanneer er over een periode van twee maanden sprake is van minstens 20% minder werk, bedrijven gedurende maximaal zes maanden kunnen kiezen voor:

  1. Herplaatsing;
  2. Verminderde loondoorbetaling, of
  3. Een combinatie van de twee.

De behandeling van het voorstel wordt uitgesteld omdat er eerst gekeken wordt hoe de uitvoerbaarheid beter kan.  Minister Van Hijum van Sociale zaken is daarover in overleg met beoogd uitvoerder UWV. Van Hijum verwacht dat het aangepaste voorstel in de tweede helft van 2025 bij de Tweede Kamer kan worden ingediend.

  1. Wetsvoorstel wijziging re-integratieverplichtingen in het tweede ziektejaar

Als een werknemer langdurig uitvalt, kan dat veel gevolgen hebben voor kleine en middelgrote werkgevers en hun ‘wendbaarheid’ beperken. Het is in de praktijk voor deze werkgevers lastig om werknemers in het tweede ziektejaar in de eigen organisatie te laten re-integreren. Een langdurig zieke werknemer houdt dan een arbeidsplaats bezet, die een volledig inzetbare werknemer zou kunnen invullen.

Dit wetsvoorstel geeft kleine en middelgrote werkgevers meer flexibiliteit bij de re-integratie van zieke werknemers. Na het eerste ziektejaar kunnen zij zich volledig richten op re-integratie bij een andere werkgever (spoor 2), zonder dat ze de eigen functie van de zieke werknemer beschikbaar hoeven te houden. De verplichting tot loondoorbetaling en re-integratie blijft wel 104 weken gelden. Het doel is om werkgever sneller duidelijkheid te geven, zodat ze weten tot wanneer ze de eigen functie van de zieke werknemer, voor deze werknemer, beschikbaar moeten houden.

Eind 2023 is het concept-wetsvoorstel in internetconsultatie geweest. Het kabinet Schoof heeft het voorstel nog niet ter behandeling aan de Tweede Kamer voorgelegd.

  1. Wetsvoorstel afschaffing compensatieregeling transitievergoeding voor grote werkgevers

Een werkgever is verplicht om het loon door te betalen aan een zieke werknemer. Als een werknemer langer dan twee jaar ziek is, kan de werkgever ontslag aanvragen bij het UWV. In dat geval heeft de werknemer recht op een transitievergoeding.

Met de Regeling compensatie transitievergoeding kan de werkgever de betaalde transitievergoeding terugkrijgen. Op deze manier voorkomt de overheid dat werkgevers na twee jaar loondoorbetaling aan zieke werknemers te maken krijgen met een opeenstapeling van kosten.

Het kabinet Schoof wil echter dat het recht op compensatie van de door het UWV betaalde transitievergoeding na langdurige arbeidsongeschiktheid voor grote werkgevers stopt na 1 juli 2026. Alleen werkgevers met minder dan 25 werknemers komen dan nog in aanmerking voor compensatie. Het is nog onduidelijk of er een overgangsregeling komt voor werknemers die op of na 1 juli 2026 uit dienst gaan na 104 weken arbeidsongeschiktheid.

Dit wetsvoorstel moet nog worden gepubliceerd, maar de wijziging staat gepland voor 1 juli 2026. Voor grotere werkgevers betekent dit mogelijk hogere kosten, terwijl de overheid hiermee kan besparen.

  1. Wetsvoorstel herziening van de Participatiewet

Iedereen die kan werken maar het zonder ondersteuning op de arbeidsmarkt niet redt, valt onder de Participatiewet.

De Participatiewet uit 2015, die de bijstandsuitkeringen regelt, moet beter aansluiten bij wat mensen aan kunnen en nodig hebben. Het wetvoorstel Participatiewet in balans bevat ruim twintig maatregelen om de wet te verbeteren en de balans tussen rechten en plichten te herstellen. De regels en procedures rondom bijstandsuitkeringen worden vereenvoudigd, en gemeenten krijgen meer ruimte voor maatwerk. Hierdoor kunnen professionals beter inspelen op de persoonlijke situatie van mensen en hen effectiever helpen naar werk. Vertrouwen en de menselijke maat worden bij de uitvoering als kernwaarden gehanteerd.

De internetconsultatie van het wetsvoorstel Participatiewet in balans is afgesloten en het wetsvoorstel is op 27 juni 2024 aan de Tweede Kamer aangeboden. Het is nog niet bekend wanneer het debat en de stemming hierover in de Tweede Kamer plaatsvinden.

Conclusie

We hopen dat deze blog je helpt om goed voorbereid te zijn op de veranderingen die in 2025 aankomen. Vragen over bovenstaande veranderingen of hulp nodig? Neem contact op voor meer informatie!

  • HRTrends

  • DuurzaamOndernemen

  • Personeelsbeleid

  • ToekomstvanHR

  • Wetgeving

  • Wetgeving2025

Het einde van 2024 nadert en daarmee komt 2025 in zicht. Dit is het moment om zowel terug te blikken als vooruit te kijken naar de veranderingen die op ons afkomen. 

In deze blog delen wij vanuit Merknemers de belangrijkste HR-wijzigingen voor 2025. Deze veranderingen hebben betrekking op loon- en inkomstenbelasting, koopkrachtmaatregelen, fiscale regelingen voor ondernemers, de handhaving van schijnzelfstandigheid vanaf 2025 en lopende wetsvoorstellen. Zo kun je als HR-professional jouw organisatie en medewerkers optimaal voorbereiden op de komende veranderingen.

Hoofdstuk 1: Loon- en inkomstenbelasting

  1. Werken moet lonen: lagere belasting voor inkomens tot € 38.000

Voor mensen die nog niet de AOW-leeftijd hebben bereikt, zijn er in 2024 2 schijven in box 1 (inkomen uit werk en woning). De eerste schijf gaat tot € 75.518 met een tarief van 36,97%. Voor bedragen daarboven geldt een tarief van 49,5%.

Het kabinet voert per 1 januari 2025 een derde belastingschijf in. De eerste tariefschijf van 36,97% wordt in tweeën gesplitst:

  • Het eerste deel, tot een inkomen van € 38.441, krijgt een lager belastingtarief: 35,82%.
  • Over het tweede deel, van € 38.441 tot € 76.816, moet een hoger tarief (37,48%) worden betaald.
  • Het tarief boven de € 76.816 blijft 49,5%.
  1. Verlaging box 2-tarief

In box 2 wordt belasting geheven over het inkomen uit aanmerkelijk belang bij een minimaal bezit van 5% (eventueel samen met een fiscaal partner) van aandelen, winstbewijzen, genotsrechten of opties op aandelen in een binnenlandse of buitenlandse vennootschap.

Vanaf 2024 kent het tarief van box 2 twee schijven. In 2025 blijft het tarief van de eerste schijf ongewijzigd op 24,5%. Wel wordt de eerste schijf iets verruimd: van € 67.000 in 2024 naar € 67.804 in 2025. Het tarief van de tweede schijf bedraagt in 2025 31% voor het inkomen boven € 67.804. In 2024 was dit tarief nog 33%, dat gold vanaf € 67.000. Dit betekent dat het tarief in 2025 met 2% wordt verlaagd.

  1. Box 3

In box 3 geldt momenteel een vrijstelling voor groene spaartegoeden en/of groene beleggingen. Voor 2024 is deze vrijstelling vastgesteld op € 71.251 (€ 142.502 voor fiscale partners). Alleen boven dit grensbedrag wordt belasting geheven over de waarde van de groene beleggingen of groene spaartegoeden.

In het belastingplan 2024 werd echter besloten de regeling fors te versoberen. Vanaf 1 januari 2025 wordt de belastingvrijstelling verlaagd naar € 30.000 (€ 60.000 voor fiscale partners).

Tijdens de behandeling van het belastingplan 2025 is de regeling verder versoberd. De vrijstelling is verlaagd naar € 26.312 (€ 52.624 voor fiscale partners) en de heffingskorting is verlaagd van 0,7% naar 0,1%. Bovendien is besloten de regeling per 2027 volledig af te schaffen.

Om in aanmerking te komen voor de versoberde voordelen, moeten de groene spaargelden en/of beleggingen op 1 januari 2025 in bezit zijn.

  1. Afbouw en verlaging algemene heffingskorting

Iedereen die belasting moet betalen, heeft recht op algemene heffingskorting. Dit is een korting op de inkomstenbelasting. In 2024 is de maximale heffingskorting € 3.362. Deze heffingskorting wordt in 2025 verlaagd met € 294 naar € 3.068. De heffingskorting is afhankelijk van de hoogte van het inkomen. Hoe hoger het inkomen, hoe lager de korting. Dit noemen we afbouw.

Vanaf 2025 hangt de afbouw van deze korting niet meer alleen af van het inkomen uit werk en woning (box 1), maar van het totale inkomen. Dit totale inkomen (verzamelinkomen) bestaat uit inkomen uit werk en woning (box 1), inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en inkomen uit sparen en beleggen (box 3).

Dit betekent dat de korting voor iedereen met hetzelfde verzamelinkomen op dezelfde manier wordt berekend, zonder te letten op waar het inkomen vandaan komt. Mensen met weinig of geen inkomen uit werk en woning, maar wel met een hoog inkomen uit aanmerkelijk belang of sparen of beleggen, gaan door deze verandering meer belasting betalen.

  1. 30%-regeling: versobering deels teruggedraaid

De 30%-regeling is voor buitenlandse werknemers (expats) die in Nederland werken. Dezeregeling geeft werkgevers de mogelijkheid om een belastingvrije vergoeding van maximaal 30% van het loon te verstrekken aan schaarse en specifiek deskundige werknemers vanuit het buitenland voor een maximale periode van vijf jaar.  Hiervoor is een beschikking van de Belastingdienst nodig.

De eerdere versobering die inging op 1 januari 2024 (30-20-10-regeling) wordt teruggedraaid en er wordt een nieuw constant forfait van 27% geïntroduceerd per 1 januari 2027. Voor de jaren 2025 en 2026 geldt voor alle nieuwe expats een onbelaste vergoeding van 30%.

Overgangsrecht

Expats die vóór 2024 van de 30%-regeling gebruik zijn gaan maken, blijven recht houden op 5 jaar lang een onbelaste vergoeding van maximaal 30% van het salaris.

Voor ingekomen werknemers bij wie in 2024 voor het eerst de 30%-regeling is toegepast, geldt vanaf 1 januari 2027 het constante forfait van 27%. De huidige (geïndexeerde) salarisnormen blijven echter gedurende de resterende looptijd van hun beschikking van toepassing.

Verhoging van de salarisnorm

Een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de 30%-regeling is dat de expat meer dan € 46.107 per jaar moet verdienen. Deze salarisnorm wordt verhoogd naar € 50.436 (prijzen  2024). Ook voor werknemers onder de 30 jaar met een masteropleiding wordt de salarisnorm verhoogd. De verhoging vindt plaats om de teruggedraaide versobering te kunnen betalen.

  1. De MKB-winstvrijstelling wordt verlaagd

De MKB-winstvrijstelling is een percentage van de winst dat een ondernemer, van wie de winst belast wordt in de inkomstenbelasting, mag aftrekken. Deze winstvrijstelling verlaagt de belastbare winst waardoor de ondernemer minder belasting hoeft te betalen.

Per 1 januari 2025 wordt de MKB-winstvrijstelling verlaagd van 13,31% (2024) naar 12,7% van de winst.

  1. Zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek wordt verder verlaagd van 3.750 euro in 2024 naar 2.470 euro in 2025. De jaarlijkse afbouw gaat nog een aantal jaar door, totdat de zelfstandigenaftrek in 2027 900 euro bedraagt.

  

Hoofdstuk 2: Koopkracht maatregelen

  1. Minimumloon per 1 januari 2025 omhoog

Per 1 januari 2025 stijgt het minimumloon met 2,75%. Dit betekent dat het uurloon stijgt van € 13,68 naar € 14,06 voor medewerkers van 21 jaar en ouder.

  1. Lage btw van 9% blijft behouden voor aankopen in 2025 en 2026

Op dinsdag 10 december 2024 heeft de staatssecretaris een toezegging gedaan over het overgangsjaar en de mogelijke tijdelijke verhoging van de btw van 9% naar 21%. De overgangsmaatregel die in het Belastingplan was opgenomen, zal echter niet op deze wijze worden doorgevoerd. Dit betekent dat het btw-tarief van 9% in de cultuursector gehandhaafd blijft. Aankopen die in 2025 worden gedaan voor een voorstelling of dienst in 2026, zullen nog steeds worden belast tegen het lage btw-tarief van 9%. Dit geldt niet alleen voor de cultuursector, maar ook voor boeken, sport en media.

  1. Wijzigingen in toeslagen

a) Huurtoeslag

Wijzigingen op drie punten:

  • Vanaf 2025 wordt het aantal huishoudcategorieën beperkt. Het onderscheid tussen huishoudens met en zonder ouderen verdwijnt. Er wordt straks alleen nog onderscheid gemaakt in een- en meerpersoonshuishoudens. Bovendien zullen met name meerpersoonshuishoudens met een hogere huur meer huurtoeslag ontvangen.
  • Vanaf 2026 wordt voor alle huurtoeslagontvangers het bedrag aan huur verlaagd dat huurders zelf moeten betalen. Dit leidt voor alle huurtoeslagontvangers tot een koopkrachtverbetering van € 139 per jaar.
  • Een derde wijziging betreft een vloeiender afbouw van de huurtoeslag per 2026. Doordat de afbouw thans grillig verloopt, kunnen er bij een stijging van het inkomen onbedoelde effecten optreden. De afbouw van de huurtoeslag is straks alleen nog afhankelijk van de hoogte van het inkomen en bouwt lineair af.

b) Kindgebonden budget

Ouders met kinderen hebben tot een bepaald inkomen recht op het kindgebonden budget. Het kabinet trekt € 300 miljoen uit om dit te verbeteren. Het totale bedrag aan kindgebonden budget dat een huishouden ontvangt, hangt af van het aantal kinderen en hun leeftijd, het huishoudtype, de hoogte van het inkomen en het eventueel aanwezige vermogen. Per 2025 wordt het maximale bedrag verhoogd met € 184 per kind.

Verdere verhoging kindgebonden budget

De komende jaren vindt een verdere verhoging van het maximale kindgebonden budget plaats met gemiddeld zo’n € 65 per jaar. In totaal wordt het maximum met ingang van 2028 dan verhoogd met € 380 per kind. Daar staat wel tegenover dat het kindgebonden budget vanaf 2025 ook iets sneller wordt afgebouwd als het inkomen stijgt. Dit is nadelig voor hogere inkomens. Per saldo daalt dan ook het aantal huishoudens met recht op kindgebonden budget, maar krijgen lagere inkomens een hoger bedrag.

c) Kinderopvangtoeslag

In 2027 wordt kinderopvang vrijwel gratis. De overheid zet in 2025 al belangrijke stappen om dit doel te bereiken. Een van deze stappen is dat gezinnen met een gezamenlijk inkomen tussen ongeveer € 29.400 en € 159.200 in 2025 een groter deel van de kosten voor kinderopvang vergoed krijgen. Het kabinet heeft hiervoor een extra bedrag van € 429 miljoen gereserveerd.

Er zijn drie soorten kinderopvang die in aanmerking komen voor toeslag in 2025: dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang. Hoeveel toeslag iemand krijgt, hangt af van verschillende factoren, zoals het inkomen van beide partners, de soort opvang en het aantal kinderen. Voor ieder kind is de toeslag beperkt tot maximaal 2.760 opvanguren per jaar, wat neerkomt op maximaal 230 uur per maand.

De overheid stelt jaarlijks een Kinderopvangtoeslagtabel  op waarin precies staat welk percentage van de opvangkosten wordt vergoed, afhankelijk van het gezamenlijke inkomen. In 2025 blijft de hoogte van de toeslag inkomensafhankelijk: hoe hoger het inkomen, hoe lager de vergoeding.

d) Zorgtoeslag

In 2025 stijgt de zorgtoeslag met € 6,50 per maand. Voor alleenstaanden kan dit bedrag oplopen tot maximaal € 129,50 per maand, vergeleken met € 123 in het voorgaande jaar. Deze verhoging betekent een maximale stijging van € 78 op jaarbasis.

Tegelijkertijd stijgt ook de gemiddelde maandpremie voor de zorgverzekering. In 2025 bedraagt deze premie gemiddeld € 158,50 per maand, wat ruim € 11 hoger is dan het gemiddelde in 2024.

Hoofdstuk 3: Overzicht fiscale maatregelen

  1. Vrije ruimte werkkostenregeling

De vrije ruimte in de eerste schijf (loonsom tot € 400.000) van de werkkostenregeling wordt verhoogd van 1.92% naar 2%. Dit wordt gefinancierd door twee regelingen voor groene beleggingen in de inkomstenbelasting (de box 3-vrijstelling, en de heffingskorting) per 1 januari 2025 te verlagen.

Tip Merknemers: De WKR biedt volop mogelijkheden om fiscaal voordelig vergoedingen aan werknemers te verstrekken. Maak hier dus optimaal gebruik van. Desgewenst kunnen wij u hierover adviseren.

  1. Giftenaftrek in de Vpb worden behouden

Het Belastingplan 2025 voorzag in de afschaffing van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting (Vpb). Deze afschaffing wordt echter teruggedraaid, wat betekent dat het schenken aan goede doelen via de Vpb nog steeds belastingvrij blijft. De regeling voor giften door aanmerkelijkbelanghouders via de vennootschap wordt echter wel per 1 januari 2025 afgeschaft.

Daarnaast wordt de ruimte voor de periodieke giftenaftrek in de inkomstenbelasting verruimd van € 250.000 naar € 1,5 miljoen. Dit wordt gefinancierd door de budgetten voor de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving op milieu-bedrijfsinvesteringen (VAMIL) te verlagen, en in 2025 en 2026 de aftoppingsgrens van pensioenopbouw niet te indexeren. 

  1. SLIM-regeling verlengd tot 2029: maar wel met bezuinigingen

De SLIM-regeling (Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen) is een subsidieregeling die het leren en ontwikkelen in het midden- en kleinbedrijf vanzelfsprekend moet maken. De regeling heeft een looptijd tot en met 31 december 2029. In 2025 wordt de SLIM-subsidieregeling opnieuw opengesteld.

De scholingssubsidie STAP is begin 2024 stopgezet. Een deel van het budget is naar SLIM overgeheveld. Van het totale budget van € 111,7 miljoen is nu € 86,7 miljoen bestemd voor de periode 2025-2027. Ten behoeve van de subsidietaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord zal het nieuwe kabinet elk jaar 30% bezuinigen. Dit betekent dat er tot en met 2029 in totaal € 113 miljoen bezuinigd wordt.

Tip Merknemers: De verlening van SLIM-aanvragen gebeurt via een loting, waarbij alle complete aanvragen die binnen de aanvraagperiode zijn ingediend, worden meegenomen. Het verlaagde budget kan ertoe leiden dat er minder aanvragen worden goedgekeurd. Het is daarom verstandig om hiermee rekening te houden bij het indienen van een aanvraag.

  1. Thuiswerkvergoeding gaat omhoog

Werknemers die vanuit huis werken, kunnen van hun werkgever een belastingvrije vergoeding ontvangen als tegemoetkoming in kosten zoals energie, verwarming en koffie. Deze vergoeding wordt jaarlijks aangepast en gaat in 2025 omhoog naar € 2,40 per dag, een verhoging van 2,13%. In 2024 bedraagt de vergoeding nog € 2,35 per dag.

  1. Gerichte vrijstelling nu ook voor buitenlandse OV-reizen

Vanaf 2025 mogen werkgevers hun werknemers belastingvrij voorzien van OV-abonnementen en kortingskaarten die zowel binnenlandse als internationale reizen dekken. Voorwaarde is dat de kaart ook zakelijk wordt gebruikt. Het bijhouden van het gebruik is niet nodig, zolang er sprake is van enig zakelijk gebruik.

  1. Bijtelling voor elektrische auto’s stijgt

In 2025 stijgt de bijtelling voor zakelijke elektrische auto’s. Voor auto’s met een cataloguswaarde tot € 30.000 geldt een bijtelling van 17%, terwijl voor bedragen daarboven een bijtelling van 22% blijft gelden. Vanaf 2026 vervalt dit onderscheid en wordt een uniform tarief van 22% gehanteerd voor alle elektrische auto’s.

  1. Eindheffing bestelauto’s verhoogd

Voor bestelauto’s die door meerdere werknemers worden gebruikt, geldt een vaste eindheffing, omdat privégebruik lastig te berekenen is. Deze heffing stijgt in 2025 van € 300 naar € 438 per auto per jaar. Vanaf 2026 wordt dit bedrag jaarlijks aangepast op basis van indexatie.

  1. BPM voor bestelauto’s

Vanaf 2025 geldt er BPM (Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen) bij de aanschaf van bestelauto’s met een grijs kenteken. Voor dieselmodellen bedraagt de BPM 37,7% van de nieuwprijs. Bij bestelauto’s op benzine of lpg ligt dit percentage iets lager. Elektrische bestelauto’s blijven vrijgesteld en tot eind 2024 is er nog een SEBA-subsidie van maximaal € 5.000 beschikbaar voor de aanschaf van elektrische modellen.

  1. Verlenging accijnskorting op autobrandstoffen

De tijdelijke verlaging van accijnzen op autobrandstoffen, die aanvankelijk tot 1 januari 2025 zou gelden, wordt met een jaar verlengd. Dit biedt enige kostenverlichting voor automobilisten, zowel zakelijk als particulier.

  1. Verhoging maximumpremieloon voor werknemersverzekeringen

Het maximumpremieloon voor werknemersverzekeringen stijgt in 2025 van € 71.628 naar € 75.860 per jaar. Hierdoor betalen werkgeverspremies over een groter deel van de loonsom.

  1. Afschaffing Lage Inkomensvoordeel (LIV)

Het Lage Inkomensvoordeel (LIV), een regeling bedoeld om werkgevers te stimuleren werknemers met een lager salaris aan te nemen, wordt per 1 januari 2025 beëindigd. Werkgevers ontvangen nog wel subsidies over de uren gewerkt in 2024.

  1. Afbouw Loonkostenvoordeel (LKV) voor oudere werknemers

Het loonkostenvoordeel (LKV) voor oudere werknemers van 56 jaar en ouder wordt in 2025 verlaagd van € 3,05 naar € 1,35 per verloond uur. In 2026 wordt de regeling volledig afgeschaft voor arbeidsrelaties die na 1 januari 2024 zijn gestart.

  1. Herziening WW-premie

De Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) regelt dat werkgevers een lagere WW-premie betalen voor vaste contracten. Vanaf 2025 wordt een voltijdscontract echter gedefinieerd als een werkweek van meer dan 30 uur, in plaats van 35 uur. Dit moet leiden tot minder herzieningen van de WW-premie.

  1. Akkoord structurele vroegpensioenregeling voor zwaar werk en gezond doorwerken

De huidige, tijdelijke vroegpensioenregeling is een afspraak uit het pensioenakkoord van 2019 en loopt volgens de oorspronkelijke regeling af eind 2025. Er is nu echter afgesproken dat werknemers die vanwege fysiek of mentaal belastend werk behoefte hebben aan vervroegd pensioen, ook na 2025 gebruik kunnen maken van een regeling. Vakbonden en werkgevers kunnen tijdens de cao-onderhandelingen afspraken maken om mensen met een zwaar beroep drie jaar eerder met pensioen te laten gaan.

Momenteel ontvangen werknemers die vervroegd met pensioen gaan een bedrag dat vergelijkbaar is met een netto AOW-uitkering. In de nieuwe regeling wordt voor mensen in moeilijke situaties extra ruimte gecreëerd, zodat zij tot € 3.600 bruto per jaar extra kunnen ontvangen. Op deze manier wordt de RVU-regeling (regeling vervroegd uittreden) ook toegankelijker voor mensen met een laag inkomen of een gering aanvullend pensioen.

Naast de vervroegde uittreding is er veel aandacht voor de inzetbaarheid van werknemers. Langer doorwerken vraagt veel van iedereen, maar vooral van mensen met zwaar werk. Het kabinet en de sociale partners hebben afgesproken om voor mei 2025 een gezamenlijke agenda voor duurzame inzetbaarheid te presenteren. Deze agenda moet ervoor zorgen dat werknemers gezond en fit hun pensioen kunnen halen.

Er wordt ook gekeken naar de mogelijkheden van verlofsparen en andere manieren om de overgang van werk naar pensioen soepeler te maken.

Hoofdstuk 4: Handhaving schijnzelfstandigheid vanaf 2025 en update lopende wetsvoorstellen

  1. Handhaving schijnzelfstandigheid vanaf 2025

Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst opnieuw handhaven op schijnzelfstandigheid. Deze handhaving vindt zijn basis in de Wet DBA en is de afgelopen jaren meerdere keren uitgesteld. Vanaf het nieuwe jaar zal de Belastingdienst toetsen of een zzp’er daadwerkelijk als zelfstandig ondernemer kan worden aangemerkt, of dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking.

Deze toetsing wordt uitgevoerd aan de hand van het kader uit het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met:

  • De aard en de duur van de werkzaamheden;
  • De mate waarin het werk en de werkende zijn ingebed in de organisatie;
  • De verplichting om het werk persoonlijk uit te voeren;
  • De hoogte van de beloning;
  • De mate van ondernemerschap.

Het is van groot belang om na te gaan of de inhuur van zzp’ers rechtmatig was. Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst actief controleren of iemand ook echt als zzp’er werkt. Tot nu toe heeft de Belastingdienst dat niet gedaan.

Stelt de Belastingdienst vast dat iemand niet als zelfstandige werkt maar in loondienst is, dan kan de Belastingdienst de volgende besluiten nemen:

  • Een correctieverplichting en een boete opleggen. Let op: de Belastingdienst kan dat doen zonder jou daarvoor eerst een waarschuwing te geven.
  • Een naheffing opleggen. De Belastingdienst kan dat doen met terugwerkende kracht over een periode van vijf jaar vanaf 1 januari 2025.
  1. Wetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden

Het besluit van de Belastingdienst om vanaf 1 januari 2025 de Wet DBA te gaan handhaven lijkt helder, maar over de inhoud van de Wet DBA zelf bestaan nog veel vragen.

Om die reden wordt gewerkt aan een nieuwe wet: de Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelatie en Rechtsvermoeden.

De voorgestelde wet omvat twee onderdelen:

Beoordeling van arbeidsrelaties
Het eerste onderdeel heeft als doel te verduidelijken wanneer een werkende kan worden ingehuurd als zelfstandige zonder personeel (zzp’er). Hiervoor zijn drie typen criteria opgesteld:

  • W: Indicaties die wijzen op werken als werknemer (bijvoorbeeld werkinhoudelijke en organisatorische sturing).
  • Z: Indicaties die wijzen op werken als zelfstandige binnen de arbeidsrelatie (bijvoorbeeld werken voor eigen rekening en risico).
  • OP: Kenmerken die wijzen op ondernemerschap van de werkende (buiten de arbeidsrelatie) voor vergelijkbare werkzaamheden.

Indien de indicaties onder W volledig ontbreken, kan een opdracht worden uitgevoerd door een zzp’er, buiten dienstbetrekking. Wanneer W gedeeltelijk aanwezig is, moet worden beoordeeld of de criteria onder Z voldoende tegenwicht bieden. Indien Z niet zwaar genoeg weegt, kan de opdracht niet buiten dienstbetrekking worden uitgevoerd. Indien de indicaties onder Z zwaarder wegen dan die onder W, is dit wel mogelijk.

Slechts wanneer W en Z in balans zijn, wordt gekeken naar de kenmerken onder OP.

Bescherming voor laagbetaalde zzp’ers

Het tweede onderdeel van de wet richt zich op het bieden van betere bescherming aan zzp’ers die worden ingehuurd voor een uurtarief van minder dan € 33.

Een voorstel voor deze wet is nog niet ingediend bij de Tweede Kamer. Met name het eerste deel van de wet stuit om stevige weerstand, zowel in de politiek als bij vertegenwoordigers van werkgevers en de flexbranche. Ingang van de nieuwe wet wordt niet verwacht voor 1 januari 2026.

 

Overige wetsvoorstellen

  1. Wetsvoorstel verbetering zekerheid flexibele arbeidskrachten

Veel mensen weten niet of ze volgende maand de huur kunnen betalen, omdat ze een onzekere baan hebben. Het wetsvoorstel meer zekerheid flexwerkers heeft als doel de positie van flexibele werknemers te verbeteren.

Het wetsvoorstel bevat onder meer de volgende maatregelen:

  1. Aanpassing van de ketenregeling ter voorkoming van draaideurconstructies. Na drie tijdelijke contracten mag een werkgever een werknemer pas na vijf jaar in plaats van na zes maanden opnieuw een tijdelijk contract aanbieden.
  2. Nulurencontracten worden afgeschaft. In plaats daarvan komen (vaste en tijdelijke) basiscontracten met een minimumaantal uur waarvoor werkenden tenminste worden ingeroosterd.
  3. Uitzendkrachten hebben recht op minimaal hetzelfde salaris als werknemers met hetzelfde werk en moeten gelijkwaardig worden behandeld.

Voor scholieren en studenten met een bijbaan gelden andere regels.

Het is nog onduidelijk of en wanneer de wet verbetering zekerheid flexibele arbeidskrachten zal ingaan. De internetconsultatie, waarbij burgers en bedrijven mogen reageren op het voorstel, is afgerond en het wetsvoorstel ligt nu bij de Raad van State voor advies. Daarna moet het nog naar de Tweede en Eerste kamer.

  1. Wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid

Het onderwijs in Nederland staat voor grote uitdagingen: een groeiend tekort aan leraren, een hoge werkdruk en de behoefte aan betere loopbaanperspectieven voor onderwijspersoneel. Om deze problemen aan te pakken, heeft het kabinet een wetsvoorstel voor strategisch personeelsbeleid ontwikkeld.

Dit voorstel stimuleert goed werkgeverschap bij scholen, onder andere door het bevorderen van vaste contracten en het verminderen van de inhuur van externe leraren. Deze maatregelen moeten het beroep van leraar aantrekkelijker maken.

Aangekondigd werd dat het kabinet dit wetsvoorstel begin 2025 aangeboden wordt aan de Tweede Kamer. De VO-raad heeft medio 2023, toen het wetsvoorstel voor internetconsultatie werd gepubliceerd, scherpe kritiek geuit op een belangrijk deel van dit wetsvoorstel. Op dit moment is niet duidelijk wat het kabinet met deze kritieken op het wetsvoorstel gaat doen.

  1. Wetsvoorstel herziening bedrag ineens

Met de aankomende wijzigingen in de pensioenwetgeving, is het wetsvoorstel voor de herziening van het bedrag ineens van belang voor werknemers die flexibiliteit willen in hun pensioenkeuzes.

Het voorstel biedt werknemers onder andere de mogelijkheid om maximaal 10% van hun opgebouwde pensioen in één keer op te nemen. Dit kunnen ze bijvoorbeeld gebruiken voor het verduurzamen en levensloopbestendig maken van hun huis of het aflossen van schulden.

Het wetsvoorstel, dat op 1 januari 2025 zou ingaan, is uitgesteld naar 1 juli 2025. Dit uitstel is het gevolg van het feit dat de wet pas in oktober door de Tweede Kamer werd aangenomen en nu nog in de Eerste Kamer ligt.

  1. Wetsvoorstel betaald rouwverlof

Op dit moment is er in de wet geen regeling voor rouwverlof. Ook in vier van de vijf grootste cao’s is hierover niets vastgelegd. Wel bestaan er vaak verlofregelingen voor de periode tussen het overlijden en de uitvaart, doorgaans in de vorm van bijzonder verlof.

Er is een wetsvoorstel voor de invoering van rouwverlof ingediend bij de Tweede Kamer.

Dit voorstel creëert een wettelijke basis voor rouwverlof en biedt werknemers de mogelijkheid om verlof op te nemen in specifieke situaties, zoals bij het overlijden van een partner waarbij de werknemer zorg draagt voor minderjarige kinderen, of bij het overlijden van een minderjarig kind. In deze gevallen kunnen werknemers ten minste eenmaal hun wekelijkse arbeidsduur aan doorbetaald rouwverlof opnemen.

Op 28 oktober 2024 heeft de Raad van State advies uitgebracht, waarin grotendeels de bezwaren van werkgeversvereniging AWVN worden gevolgd. De Raad stelt dat een extra wettelijke regeling het verlofstelsel complexer maakt en vraagt zich af of de afbakening van de doelgroep en de wettelijke minimumnorm daadwerkelijk bijdragen aan de beoogde doelen, zoals het verminderen van ziekteverzuim.

Het lijkt erop dat het wetsvoorstel voor betaald rouwverlof in zijn huidige vorm een moeizame route tegemoet gaat. De vraag is of het voorstel zal worden aangepast of dat er andere wegen worden bewandeld om tot een toekomstbestendig verlofstelsel te komen.

  1. Wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding

Een concurrentiebeding beperkt een werknemer in zijn keuzevrijheid om na het einde van zijn arbeidsovereenkomst soortgelijk werk te verrichten, bij een ander bedrijf of als zelfstandige.

Onderzoek wijst echter uit dat dit beding vaak een onnodig obstakel vormt voor werknemers die van baan willen wisselen. Het kabinet wil dit aanpakken en heeft een wetsvoorstel ingediend met vier concrete maatregelen om het concurrentiebeding aan te scherpen:

  1. Maximale duur: Het concurrentiebeding mag maximaal één jaar gelden;
  2. Geografische reikwijdte: Deze moet expliciet worden opgenomen in de overeenkomst en goed worden gemotiveerd;
  3. Zwaarwegend belang: Bij alle contracten moet de werkgever een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang aantonen;
  4. Inroepen concurrentiebeding: De werkgever moet de werknemer informeren of de organisatie een beroep doet op het concurrentiebeding en, zo ja, voor welke periode.
  5. Vergoeding voor werknemers: Werknemers krijgen recht op een vergoeding wanneer een werkgever zich op het concurrentiebeding beroept. Het concurrentiebeding vervalt als de werkgever de vergoeding niet of te laat aan de werknemer uitbetaalt.

Tip Merknemers: Het is goed om nu al te kijken naar de functies waarvoor een concurrentiebeding wordt afgesproken. Door de motivering van het zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelang en de geografische reikwijdte per functie onder de loep te nemen, ben je beter voorbereid op de aanstaande wijzigingen.

Relatiebeding en anti-ronselbeding

Het wetsvoorstel geeft aan dat de nieuwe wet mogelijk ook van toepassing op het relatiebeding. Dit beding voorkomt dat ex-werknemers gaan werken voor of bij klanten van hun oude werkgever. Bovendien is het wetsvoorstel onder bepaalde omstandigheden van toepassing op het anti-ronselbeding. Op grond van dit beding mogen ex-werknemers geen medewerkers van hun oude werkgevers overhalen om elders in dienst te treden.

Het wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding is in maart 2024 ter internetconsultatie aangeboden en op 2 mei 2024 heeft de Raad van State advies uitgebracht. Het wetsvoorstel moet nog langs de Tweede Kamer en Eerste Kamer.

  1. Wetsvoorstel personeelsbehoud bij crisis

De coronacrisis heeft een grote impact gehad op verschillende aspecten binnen de samenleving en heeft laten zien hoe kwetsbaar werkgevers kunnen zijn tijdens een crisis. Het kabinet wil voorkomen dat werkgevers en werknemers in de problemen komen in crisissituaties (bijvoorbeeld pandemieën of natuurrampen) en bedrijven daarvoor een aantal instrumenten bieden.

Die instrumenten zijn bedoeld om werkgevers meer flexibiliteit te geven bij het omgaan met plotselinge werkvermindering.

Het wetsvoorstel bepaalt dat wanneer er over een periode van twee maanden sprake is van minstens 20% minder werk, bedrijven gedurende maximaal zes maanden kunnen kiezen voor:

  1. Herplaatsing;
  2. Verminderde loondoorbetaling, of
  3. Een combinatie van de twee.

De behandeling van het voorstel wordt uitgesteld omdat er eerst gekeken wordt hoe de uitvoerbaarheid beter kan.  Minister Van Hijum van Sociale zaken is daarover in overleg met beoogd uitvoerder UWV. Van Hijum verwacht dat het aangepaste voorstel in de tweede helft van 2025 bij de Tweede Kamer kan worden ingediend.

  1. Wetsvoorstel wijziging re-integratieverplichtingen in het tweede ziektejaar

Als een werknemer langdurig uitvalt, kan dat veel gevolgen hebben voor kleine en middelgrote werkgevers en hun ‘wendbaarheid’ beperken. Het is in de praktijk voor deze werkgevers lastig om werknemers in het tweede ziektejaar in de eigen organisatie te laten re-integreren. Een langdurig zieke werknemer houdt dan een arbeidsplaats bezet, die een volledig inzetbare werknemer zou kunnen invullen.

Dit wetsvoorstel geeft kleine en middelgrote werkgevers meer flexibiliteit bij de re-integratie van zieke werknemers. Na het eerste ziektejaar kunnen zij zich volledig richten op re-integratie bij een andere werkgever (spoor 2), zonder dat ze de eigen functie van de zieke werknemer beschikbaar hoeven te houden. De verplichting tot loondoorbetaling en re-integratie blijft wel 104 weken gelden. Het doel is om werkgever sneller duidelijkheid te geven, zodat ze weten tot wanneer ze de eigen functie van de zieke werknemer, voor deze werknemer, beschikbaar moeten houden.

Eind 2023 is het concept-wetsvoorstel in internetconsultatie geweest. Het kabinet Schoof heeft het voorstel nog niet ter behandeling aan de Tweede Kamer voorgelegd.

  1. Wetsvoorstel afschaffing compensatieregeling transitievergoeding voor grote werkgevers

Een werkgever is verplicht om het loon door te betalen aan een zieke werknemer. Als een werknemer langer dan twee jaar ziek is, kan de werkgever ontslag aanvragen bij het UWV. In dat geval heeft de werknemer recht op een transitievergoeding.

Met de Regeling compensatie transitievergoeding kan de werkgever de betaalde transitievergoeding terugkrijgen. Op deze manier voorkomt de overheid dat werkgevers na twee jaar loondoorbetaling aan zieke werknemers te maken krijgen met een opeenstapeling van kosten.

Het kabinet Schoof wil echter dat het recht op compensatie van de door het UWV betaalde transitievergoeding na langdurige arbeidsongeschiktheid voor grote werkgevers stopt na 1 juli 2026. Alleen werkgevers met minder dan 25 werknemers komen dan nog in aanmerking voor compensatie. Het is nog onduidelijk of er een overgangsregeling komt voor werknemers die op of na 1 juli 2026 uit dienst gaan na 104 weken arbeidsongeschiktheid.

Dit wetsvoorstel moet nog worden gepubliceerd, maar de wijziging staat gepland voor 1 juli 2026. Voor grotere werkgevers betekent dit mogelijk hogere kosten, terwijl de overheid hiermee kan besparen.

  1. Wetsvoorstel herziening van de Participatiewet

Iedereen die kan werken maar het zonder ondersteuning op de arbeidsmarkt niet redt, valt onder de Participatiewet.

De Participatiewet uit 2015, die de bijstandsuitkeringen regelt, moet beter aansluiten bij wat mensen aan kunnen en nodig hebben. Het wetvoorstel Participatiewet in balans bevat ruim twintig maatregelen om de wet te verbeteren en de balans tussen rechten en plichten te herstellen. De regels en procedures rondom bijstandsuitkeringen worden vereenvoudigd, en gemeenten krijgen meer ruimte voor maatwerk. Hierdoor kunnen professionals beter inspelen op de persoonlijke situatie van mensen en hen effectiever helpen naar werk. Vertrouwen en de menselijke maat worden bij de uitvoering als kernwaarden gehanteerd.

De internetconsultatie van het wetsvoorstel Participatiewet in balans is afgesloten en het wetsvoorstel is op 27 juni 2024 aan de Tweede Kamer aangeboden. Het is nog niet bekend wanneer het debat en de stemming hierover in de Tweede Kamer plaatsvinden.

Conclusie

We hopen dat deze blog je helpt om goed voorbereid te zijn op de veranderingen die in 2025 aankomen. Vragen over bovenstaande veranderingen of hulp nodig? Neem contact op voor meer informatie!

  • HRTrends

  • DuurzaamOndernemen

  • Personeelsbeleid

  • ToekomstvanHR

  • Wetgeving

  • Wetgeving2025